Integraal leren denken en handelen met Rotterdam Vakmanstad
“We zitten in een rare spagaat. De moderne politiek en het onderwijs zijn gevormd in de 19de eeuw en dragen nog steeds dat gecompartimentaliseerde stempel. Hoe kunnen we vanuit die ziens- en werkwijze 21ste-eeuwse globale problemen adresseren?”
Rotterdam Vakmanstad is een veelomvattend initiatief dat onder meer beoogt kinderen op te leiden tot ecosociaalbewuste en verantwoordelijke burgers in de stad en samenleving van vandaag en morgen. Het aangeboden lessenpakket richt zich op de ontplooiing van vakmanschap zoals we dat kennen, in combinatie met 21st century skills: probleemoplossend vermogen, samenwerking, (culturele) creativiteit en morele sensitiviteit, mediawijsheid en ecobewustzijn. Zo wil Vakmanstad duurzaam vakmanschap in Rotterdam op de kaart te zetten.
Het project, geïnitieerd door filosoof Henk Oosterling (Erasmus Universiteit Rotterdam, EUR) en in 2008 van start gegaan, betrekt daar expliciet de sociale omgeving bij: ouders, familie, buurtbewoners, bedrijfsleven, kunstenaars, filosofen en judoka’s naast andere scholen en organisaties in de buurt. Welke overwegingen liggen er aan dit meersporenproject ten grondslag, hoe staat het er nu mee, en wat betekent het project voor de stad en de toekomst?
Wat is Rotterdam Vakmanstad en waarom is het in het leven geroepen?
Rotterdam Vakmanstad is geboren uit de overtuiging dat we begrippen als individualiteit en autonomie die vooral het ik centraal stellen in een bredere context moeten begrijpen. We moeten toe naar een relationeel zelfbegrip waarin het vermogen en de vaardigheden om samen te leven voorop staan. Deze visie is enerzijds geïnspireerd door de ecosofie van filosoof Félix Guattari, verwoord in diens befaamde essay The Three Ecologies, anderzijds door de 21st century skills, zoals geformuleerd door de UNESCO. Guattari staat een ecosofie voor waarin individuen worden gezien als knopen in complexe netwerken. Ze worden met elkaar verbonden door ecologische en sociale relaties. Door het ecologiebegrip relationeel op te vatten, wordt het opgerekt van louter fysiek naar sociaal en mentaal. Deze visie heeft Oosterling toegepast op het onderwijs in Rotterdam-Zuid, het gebied beneden de Nieuwe Maas waarin ondermeer het Feijenoord Stadion ligt, de Afrikaanderwijk, maar ook de Kop van Zuid. In het Vakmanstadprogramma werden aanvankelijk vier vakken aan het reguliere onderwijs toegevoegd: judo/aikido, tuinieren, koken en filosofie. Sinds kort is daar een vijfde bijgekomen: techniek. Leren wordt daarmee zowel fysiek als sociaal en mentaal en, heel belangrijk, samen met anderen. Tuinieren en koken creëert bewustwording van het feit dat groenten en fruit in de supermarkt eerst elders handmatig en met aandacht zijn gekweekt en verzorgd. Dat leidt tot een gevoel van verantwoordelijkheid voor de weg die voedsel aflegt voor het bij de consument komt. Filosofie in het programma behelst vooral het beargumenteren van inzichten en onder woorden brengen van gevoelens, communiceren en debatteren. Dat gebeurt bijvoorbeeld in de Vredeslessen. Oosterling: “Dat zijn lessen om kinderen te trainen hun gevoelens te uiten, te snappen wat er met ze gebeurt en voor zichzelf scenario’s te ontwikkelen hoe daarmee om te gaan. Dus niet meteen iemand op zijn bek timmeren, ook niet alleen maar tot tien tellen, maar op basis van zelfinzicht kunnen debatteren en vertellen wat er gebeurt.”
Hoe gaat het momenteel met het Rotterdam Vakmanstad?
Oosterling: “We zijn net een volgende fase ingegaan. Omdat de financiering voor de komende vier jaar is gewaarborgd, hebben wij het programma kunnen uitbreiden en toespitsen. Het oude programma, aangevuld met techniek − in totaal vijf uur per week − rollen we nu uit op vier scholen. Het mooie is dat het Albeda College, een MBO-school, ons aanvullend programma voor duurzaam vakmanschap − de Vakwerf − heeft opgenomen in het onderwijsprogramma. Dat is waar we naar streven: onze programma’s zo te maken dat zij door scholen kunnen worden overgenomen. Dat is ook nodig: het hele project wordt nu extern gefinancierd, wat het kwetsbaar maakt. Als de financiering wegvalt, stort alles in. Over twee jaar moet ecosofie als denklijn uitgekristalliseerd zijn, aangesloten op een technieklijn, gezondlijn (koken), groenlijn (tuinieren) en sportlijn (judo en aikido) die ook als open source gebruikt kunnen worden, elk met een integraal vakkenpakket.”
Techniek is altijd al een punt geweest, zegt Oosterling. “De lessen zijn ontwikkeld door het SLO, nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling. Zij moeten uiteindelijk op basisscholen gegeven worden. Voor Vakmanstad ligt de technieklijn in het verlengde van doelen die wij hebben geënt op de 21st century skills. Deze hebben wij geïncorporeerd in onze ecosofie, met name de aspecten communicatie, samenwerking, creatief en kritisch denken en een leven lang leren. Daarnaast zijn er twee nieuwe literacies of geletterdheden: mediawijsheid en ecowijsheid. De techniek valt binnen de mediawijsheid. Mediawijsheid heeft niet alleen te maken met hoe internet en de social media ons gedrag beïnvloeden of hoe wij met computers omgaan, maar gaat het ook in brede zin om het gebruik van alle middelen. Daar zit een conventioneel-fysieke component aan vast, namelijk het omgaan met materiaal, gereedschap en techniek. Zo schuiven techniek en ICT in elkaar. In de eerste klas van de basisschool gaan kinderen aan de slag met Duplo, later volgt Lego waar sensoren aan verbonden kunnen worden die worden aangesloten op computerprogramma’s. Uiteindelijk kunnen de leerlingen in groep 8 zelf gadgets en games maken. Mediawijsheid is dus ruimer dan digitale geletterdheid of ICT. Zij sluit naadloos aan op ecowijsheid, omdat voor Vakmanstad de kern van ecologische problemen niet de natuur is, maar ons gebruik van technologie. We moeten technologie anders gaan gebruiken, daarvoor moet je media- en ecogeletterd zijn.”
Waarom speelt kunst geen rol in Vakmanstad? Kunst is bij uitstek geschikt om in te zetten voor de ontwikkeling van 21st century skills
“Tot dusverre heb ik het over vijf trajecten gehad, maar kunst is het zesde traject. Dat ontwikkelen wij niet zelf, daarvoor werken we samen met de Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam (SKVR), die cursussen, workshops en evenementen in alle kunstdisciplines aanbiedt, binnen- en buitenschools. Cultuureducatie is afgeserveerd door Halbe Zijlstra, maar Jet Bussemaker doet er haar best voor het terug te brengen. Cultuur doet heel veel met kinderen, omdat het hen aanspreekt op hun interesses, precies wat wij willen met Vakmanstad. Via culturele activiteiten kunnen ze in een veiliger setting communiceren en samenwerken dan op straat of op het schoolplein. Cruciaal in dit alles is hun sociaal-emotionele ontwikkeling. De fixatie op cognitie en CITO-toetsen wordt nu terecht gerelativeerd, omdat de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen zeker zo belangrijk is als de rationele. Cultuur(educatie) raakt aan het fysieke (dans), sociale (samenspelen in een orkestje of band) en mentale (creatief denken). Het is interessant om te zien hoe het culturele zich in de schoolpraktijk verbindt met sport en het denken. Het is hoog tijd de curricula van het basisonderwijs te herzien. PABO’s vormen daarin een breekijzer, daar worden de docenten opgeleid. Als de PABO vindt dat een leraar iemand is die zijn eigen universum betreedt, de deur dicht doet en alleen voor de klas staat, gaat de opleiding voorbij aan het feit dat we in een netwerksamenleving leven waarin alles open is en alles met elkaar in verband staat. Waarom zouden er dan grenzen zijn aan het klaslokaal? Hervormingen op de PABO’s zijn dus inherent aan herinrichting van het onderwijs op de basisscholen.
Het HBO is sowieso aan een herstructurering toe, ook het kunstonderwijs. Momenteel tuig ik een lectoraat Dans & Theater op bij ArtEZ, een hogeschool voor de kunsten. Vakmanschap slaat in dit verband niet alleen op het technisch goed hanteren van je lichaam, een kwast, strijkstok of computermuis, maar ook op de zakelijke kwaliteiten van kunstenaars. Ook daar zijn specifieke skills voor nodig.”
Om al die hervormingen door te voeren is er een paradigmawisseling nodig. Denk je dat die al gaande is?
Ja en nee, zegt Oosterling. Zo is er in het afgelopen decennium bijvoorbeeld veel gebeurd in Rotterdam-Zuid, door afzonderlijke spelers, maar die spelers werken niet samen; stakeholders blijven allemaal in hun toko zitten. “Er is geen sprake van netwerken en het delen van eigenaarschap ten aanzien van problemen. Die moeten allereerst worden geadresseerd op basis van de inhoud. Het beschikbare geld kan dan vervolgens intergraal worden ingezet. Dat is mijn grote punt: we moeten die tunnelvisie op alle fronten doorbreken. We zitten momenteel in een rare spagaat. De moderne politiek en het onderwijs zijn gevormd in de 19de eeuw en dragen nog steeds dat gecompartimentaliseerde stempel. Hoe kunnen we vanuit die ziens- en werkwijze 21ste-eeuwse globale problemen adresseren?” De vraag is dus: hoe kan het anders?
Oosterling is hier duidelijk over: de wijze waarop de huidige overheden werken moet radicaal veranderen. Zij denken budgetgericht, niet probleemgericht. De aanwezige expertise moet worden ingezet voor integrale adressering van problemen, niet per directie of departement. Oosterling geeft een concreet voorbeeld: “Stel dat er een probleem is met een leerling. Dan komt als eerste de wethouder van Onderwijs in beeld, maar de oorzaak van het probleem kan ook thuis liggen. In dat geval wordt Maatschappelijke Ontwikkeling erbij betrokken of de wethouder voor Werkgelegenheid en Economie. Als de voeding een rol in het geheel speelt, wordt de GGD ingeschakeld. Enzovoort en zo verder. Alle diensten en directies kijken vanuit hun eigen, noodzakelijkerwijs beperkte visie naar het vraagstuk en doen hun eigen ding, waardoor er energie en geld verloren gaan omdat zij langs elkaar heen werken of elkaar overlappen. Al die afdelingen moeten al vanaf het begin bij elkaar gaan zitten, het probleem adresseren, hun expertise erop los laten en dan pas kijken hoe het gefinancierd kan worden.
Iedereen onderschrijft het nut van zo’n werkwijze, maar elke politicus of beleidsmedewerker weet ook hoe moeilijk dit te realiseren is binnen het huidige politieke systeem. Dat bestaat uit logge organisaties die verandering tegenhouden. Hoe kunnen zij een verbindende functie vervullen als zij zelf verkokerd zijn? Het is een aloud probleem: hoe verander je het systeem vanuit zijn eigen infrastructuur? Er moet niet alleen een discours- of paradigmaomslag plaatsvinden, dat volstaat niet. Er is ook een institutionele transformatie nodig.
Een manier om verandering te realiseren was door het ontwikkelen van pilotprojecten, startend bij een probleem. Maar na vier jaar zijn pilots uitgewerkt. Het gaat erom zulke projecten stelselmatig te verbreden door er steeds meer partners bij te betrekken, maar ook door expertise uit te wisselen. Zo kun je na verloop van tijd het politieke systeem weer vlot trekken. Onze huidige politieke logica en dynamiek laten dat niet toe. Bij ieder nieuw college komt er weer een nieuw programma en een totaal andere visie op maatschappelijke vraagstukken. Door de regeerperiodes van vier jaar kun je bovendien maar twee jaar effectief bezig zijn; het eerste en laatste jaar gaan op aan andere zaken. Ondertussen gaan we met zijn allen naar de kloten als we klimaatveranderingen niet wereldwijd op een hele grote schaal aanpakken. De gemeenten zullen moeten samenwerken met de rijksoverheid en die zal samen moeten werken met Europa, vanwege de complexiteit van het probleem. Maar het begint bij de bewuste burger; deze wordt gevormd op school. De complexiteit heeft enorme voordelen omdat alles met alles verbonden is, maar ook enorme nadelen omdat alles met alles moet meebewegen.
Met Vakmanstad hebben we gekozen om kinderen skills bij te brengen om zich in andere dan hun geijkte netwerken te bewegen: sportzaal, museum, keuken, schouwburg, tuin. Dat is heel idealistisch. Alles is afhankelijk van wat docenten, directies, schoolbesturen en gemeentes ermee doen. De ketting is zo sterk als de zwakste schakel, het net zo veerkrachtig als de knooppunten sterk zijn. Vakmanstad is ook dienstbaar aan een groter samenwerkingsverband en afhankelijk van al de stakeholders die erin zitten. Zonder die samenwerking zou Vakmanstad geen enkele functie hebben. Als de schoolbesturen – we hebben er nu twee, BOOR en RVKO – meedenken en meedoen, krijg je massa en kun je het effect meten. Wij laten zien dat verandering mogelijk is, maar er moet ook politieke wil voor zijn. En die is moeilijk te organiseren. Alle directeur- en secretaris-generaals van de ministeriële departementen zijn langs geweest, wethouders, de minister van OCW, zelfs de koningin, Belgen, Japanners, Indonesiërs, Zweden: ze vinden het allemaal prachtig. Maar daarna hoor je helaas nooit meer wat van ze.
Ik geef aan eerstejaarsstudenten op de EUR ecosofie en aan de honoursklas het vak Sustainability, samen met Jan Rotmans. Na een paar colleges zijn ze verpletterd, op het depressieve af, vanwege het grote aantal en de omvang van de problemen waar wij als samenleving voor staan. Die colleges liggen maar een paar jaar voor het moment waarop ze moeten functioneren in deze samenleving, als beleidsmaker of politicus misschien. Dat is eigenlijk op een te laat moment in hun leven, daarom moeten media- en ecowijsheid al in de eerste klas van de basisschool worden gegeven, anders komt het niet tussen hun oren. Je gaat bij alfabetisering – wat bovenaan de agenda staat – toch ook niet wachten tot mensen op de havo zitten om hen te leren lezen en schrijven?”
Rotterdam Vakmanstad opent een oplossingsrichting voor de actuele problematiek van klimaatverandering en geopolitieke ontwikkelingen. Het gaat erom kinderen bewust te maken dat zij niet alleen onderdeel van het probleem zijn, maar ook van de oplossing. De uitdaging van deze tijd is immers het omgooien van een levensstijl die de aarde en onze sociale relaties te zwaar belast. Kinderen worden met Vakmanstad voorzien van skills als media- en ecowijsheid om actief te kunnen functioneren in een netwerksamenleving waarin iedereen afhankelijk van elkaar is en elk handelen anderen beïnvloedt.