Een lang verhaal over een klein lapje Gronings grond, met veel zijwegen
In 2009 startte ik samen met mijn partner Tuinindestad in en om een oude kas aan de Friesestraatweg in Groningen. Een laatste rafelrand op het kruispunt van vier woonwijken aan de rand van het centrum. We hadden geen plan, alleen zelf de dringende behoefte om minder achter de computer te zitten; lekker buiten te werken, met je handen in de grond. Groene fitness noemde Ina dat later, één van de stadjers die spontaan aan kwam waaien en er jaren heeft gewerkt. Een oude, gammele kas op meer dan 3000m2 verwaarloosde en vervuilde grond; daar kon van alles gebeuren, dachten wij en zo is het ook uitgekomen.
Nu 7 jaar later is er elke woensdag het FreeCafé, waar iedereen welkom is om mee te koken en te eten van gratis maaltijden; voedsel dat anders in de afvalbakken zou verdwijnen. Kinderen komen er spelen, zand en water en rondslingerende takken blijken opeens genoeg om mee te spelen. We kweken volledig ecologische planten, verhuren herplantbare kerstbomen, organiseren lezingen, workshops, excursies en sinds kort bakken we elke zaterdag brood met biologisch en lokaal meel uit de molen van Feerwerd. Geen grootse dingen, geen spektakel, niet hip; we doen eigenlijk maar zo’n beetje wat het hart ons ingeeft en waar andere bezoekers en gebruikers mee komen. Een vrijplaats, maar wel één waar het lukt om een breed publiek te trekken en met elkaar te mengen. Een wereld in het klein, waar iedereen gelijk is en dat ook op deze manier ervaart. Een plek met een eigen tempo; ik heb er zelf ook de neiging om te denken dat alles morgen ook nog wel kan. Het geluk van lanterfanten, zonder directe doelen en deadlines is er weer ruimte voor die ander, contact; en zie, dat blijkt een waarde op zichzelf. Op Tuinindestad merk je wat er mist in onze samenleving. Wie het lukt om ‘aandacht’ in een reep te materialiseren, wordt spekkoper. Hoeft alleen nog maar een mooie wikkel om. Aandacht is dus het voornaamste wat wij produceren op Tuinindestad. Dat hebben we niet bedacht, dat hebben we daar ervaren. Zoiets bereik je ook alleen maar onopzettelijk.
Ondertussen in die andere wereld
Tuinindestad had een huurcontract dat na 2 jaar, met steun van de omliggende wijken, is omgezet in een gebruiksovereenkomst. We kregen een jaar de tijd om een plan te smeden waarmee de exploitatie van Tuinindestad rendabel kon worden gemaakt. Het plan viel in de prijzen en met de gewonnen 70.000 euro is de kas verbouwd. Op moment van de prijzenregen en de aandacht daarvoor in de pers meldt Vastgoed zich om ons te herinneren aan de afspraak: jullie zitten daar tijdelijk, het terrein is opgenomen binnen het stedelijk programma ‘Intense Stad’ (een plan waarbinnen alle overgeschoten stukjes binnenstad volgebouwd worden). Op dat plan is een tender uitgeschreven, waarmee ontwikkelaar VDM een opdracht heeft binnengesleept. De controverse leidt in 2013 tot een extra raadsvergadering in Groningen, waarin wethouder Roeland vd Schaaf besluit (ik parafraseer): “Hier zijn twee werelden, die we moeten samenbrengen. De fysieke wereld van topdown stadsontwikkeling en de sociale wereld, waarin we burgers oproepen zelf de stad te ontwikkelen.” Op voorspraak van de wethouder komen ontwikkelaar VDM,betrokken ambtenaren en woningbouwvereniging Lefier bij elkaar. Lefier is eigenaar van de aanpalende grond, aan de overkant van hetzelfde spoor. Beide terreinen samen zijn groot genoeg, om ruimte te bieden aan én woningen én Tuinindestad. Naast Tuinindestad staat de ACM namelijk weg te kwijnen, de voormalige coöperatieve aankoopcentrale van de boeren uit de regio. Een icoon eigenlijk, die stad met ommelanden verbindt. Een ideaal gebouw als uithangbord en broedplaats voor de Eetbare Stad, opperen wij. We maken zelf een plan, we ritselen studenten van de Bouwakademie die het plan uitbreiden en van de juiste, gelikte plaatjes voorzien. We praten twee keer in brede samenstelling, maar niemand beweegt. Begin 2014 gaat VDM failliet, maar los daarvan hebben wij al besloten zelf met de verbouwing te beginnen. Heel 2013 hebben we niks kunnen doen, in afwachting van de uitkomsten van dat bestuurlijk overleg. We concluderen dat de reguliere wereld onze ideeën niet snapt, er geen zin in heeft, er in ieder geval geen moeite in wil steken en ons waarschijnlijk niet serieus kan nemen. We nemen immers geen zak met geld mee. Geld is een drempel (dat zal later in dit verhaal ook weer blijken). We willen niet langer afwachten en slaan enthousiast aan het verbouwen. Met de komst van Ivanka en Rachel, initiatiefnemers van de FreeCafé krijgt de verbouwing een versnelling. November 2014, tijdens het tweede Lets Gro festival, opent het FreeCafé en swingt Tuinindestad van ’s ochtends vroeg tot ‘avonds laat. Eten en drinken, haken en breien en tientallen fietsen, die worden opgepimpt met hulp van Lance cs, eerstejaars studenten van kunstacademie Minerva. Tuinindestad lijkt wel hip.
De moeite waard
In het verlengde van de FreeCafé beginnen we de FreeSundays; naast eten en drinken valt er nog meer te beleven. Het oorspronkelijke publiek van Tuinindestad haakt aan. Buren en stadjers stappen, soms aarzelend, weer over de drempel. Een genot om te zien hoe buuv Ine, Jules uit Engeland de eerste steken van het breien leert. We starten de biologische kwekerij en ritselen bij Mamamini wat geld voor een BuitenOven. De VPRO komt opnames maken en na de uitzending op 12 april starten we met MIES de crowdfunding voor het Eerste Basisinkomen in Nederland. Tuinindestad als geboorteplek van het basisinkomen, geen toeval: hier telt alle werk. Ook het Veranderlab Sociale Zekerheid van de gemeente Groningen houdt haar eerste bijeenkomst op onze tuin. Politiek en bestuur zijn niet ongevoelig of onwetend, zo’n plek heeft een eigen sfeer, waar afwijkende ideeën gemakkelijker los schieten (de zon schijnt die hele dag).
Volop leven in de brouwerij, waarbij we vanuit de tuin steeds minder de neiging hebben om te vertellen wat wij doen, in plaats daarvan mensen uitnodigen om vooral langs te komen. Je moet het zelf ervaren en er zelf een plek zoeken; kom maar, niemand kijkt je vreemd aan. Het verhaal van Tuinindestad is geen verhaal, waarin het succes wordt opgezocht; veel en misschien wel de meeste dingen zijn ons overkomen. Om dit op de juiste waarde te kunnen schatten is het ook nodig om in te zoomen. De details maken de plek. Ik vertel bijvoorbeeld dit verhaal, dat nog recent is; over de rol van het toeval, de moeite waard:
“Mijn auto is kaduuk, dus rijdt ik vanuit mijn huis met partner en (buur)kinderen ’s ochtends vroeg in onze bus mee naar Tuinindestad. Ik bel en twitter wat, maar heb geen urgente zaken te doen. Ik kijk op van mijn mobiel als ik iemand hoor kuchen. “Het hek stond open”, zegt Cas. “Zijn jullie open, ik loop ook zo maar binnen.” Ik ken Cas niet, maar hij blijkt in de buurt te wonen. Hij is even gestopt met zijn vrijwilligerswerk, want: “ik word voortdurend heel erg boos.” Als hij zo boos is, kan hij zijn werk niet doen, zegt hij, en er dreigt gevaar dat ie dan weer in een psychose schiet. Dat heeft ie liever niet. En zo rolt dat gesprek door. Ik geef hem bij vertrek wat appels en peren mee, die nog over zijn van de FreeCafé, waarmee hij erg blij is. “Kan ik nog wat terugdoen”, vraagt Cas. “Dat ben ik zo gewend, ik vindt het lastig om zo maar iets aan te nemen.” “Kom gewoon maar weer langs”, zeg ik, “deze donderdag en vrijdag zijn er meer mensen, op woensdag is het altijd erg druk, dat is misschien wat overrompelend.” “Hm, ja”, zegt Cas. “Ik ben niet zo’n groepsmens.” “Nee”, zeg ik, “daar lopen er hier heel veel van rond.” Cas gaat zijn eigen weg; ik besluit een raam voor het tochtige gat van het toilet te plaatsen. Dat zal tijd worden.
Tot mijn verrassing laat Cas zich een paar dagen later weer zien en Warner, die Cas nog kent uit de tijd dat hij in dezelfde flat woont, neemt hem onder de arm. Samen leggen ze wat tegels vlak, zodat het pad naar de kas breder beloopbaar is, zonder modderschoenen te krijgen. Die zaterdag wordt Sinterklaas binnen gehaald en bakken we pepernoten. De eerste moeders met kinderen staan al voor het hek. Ik zet de bakspullen klaar en leg de recepten neer. De moeders redden zich wel, de kinderen vinden elkaar ook automatisch en zoeken een spelletje uit de kast. Het wordt een gezellige middag. Robert komt met partner en kind, Peter blijkt ook te komen. Samen zijn ze bezig een gemeenschapshuis op te zetten. Er waaien nog wat ouders met kinderen aan en Jord, net terug uit Noorwegen blijkt met een aantal vrienden te hebben afgesproken om samen gitaar te spelen en te zingen. Maikel uit de Oosterparkwijk, een jongen met een verstandelijke beperking, fietst ook binnen en jawel, daar is Cas.”Warner vroeg of ik kwam helpen bakken”, zegt ie. “Geen idee, maar hier ben ik.” Cas schuift bij de andere bakkers aan, bij de keukentafel en blijkt het ook met Frenk goed te kunnen vinden. Frenk is ook zo’n jongen, die plots opduikt “als ik rust in mijn hoofd nodig heb”.
Dit dus, zo’n gezelschap, dat zonder problemen, zonder vragen, zonder gedoe, moeiteloos op elkaar aansluit. Geen labels, geen doelen, geen begeleiding. Een komen en gaan in de eigen tijd, op de eigen voorwaarden. Een inclusieve maatschappij, maar zonder dat iedereen dat zo zal benoemen of het zich op dat moment bewust is. Dit hadden mijn partner en ik ook niet bedacht, toen we in 2009 begonnen, maar mooi is het wel; een cadeau, dat je niet dagelijks krijgt. En ja, zo is het niet elke dag en ja, zeker, er zijn ook ruzies, er vallen woorden; de hemel op aarde bestaat niet. Maar ook dan, blijft het de moeite waard: waar het schuurt, daar liggen de kansen. Zo lang je maar niets glad wil strijken….
Maatschappelijke waarde
Waarop we weer in die andere wereld belanden. De wereld van beleid en ontwikkeling. Tuinindestad moet verkassen, want de woningbouw trekt aan, we zijn de crisis voorbij. De stad heeft behoefte aan huizen voor jonge, kapitaalkrachtige gezinnen en die willen tegenwoordig weer in het centrum wonen. Daarbij levert de grond een voordeeltje van 650.000 voor de gemeentekas. Op initiatief van dezelfde wethouder Roeland vd Schaaf volgt er in september, oktober een onderzoek naar de maatschappelijke waarde van Tuinindestad. Deze stad, dit college en deze wethouder zeker, heeft oog voor maatschappelijke ontwikkelingen. Groningen bruist en burgerinitiatief volop. Het rapport wordt op woensdag 18 november vrijgegeven, samen met het collegebesluit. Het is een heel goed rapport. Voor het eerst is in Groningen de maatschappelijke waarde van een burgerinitiatief wetenschappelijk beschreven. De activiteiten van Tuinindestad worden jaarlijks op € 147,500 geschat. Belangrijker is echter dat de manier waarop wij die activiteit genereren kwalitatief erg goed is beschreven:
“Bij Tuin in de Stad komen mensen in een ongedwongen sfeer tot ontplooiing. Daarbij doet afkomst, opleiding en de fysieke en/of mentale situatie van de individuele deelnemer er niet toe. Iedereen met enige zelfstandigheid kan participeren op de wijze die het beste aansluit bij zijn/haar situatie. Het is een ontmoetingsplek waar een ieder zich zelf kan zijn. Er is geen vooropgezet doel en programma. Het rijke palet aan activiteiten komt op een organische wijze tot stand en is blijvend flexibel. Tuin in de Stad is een broedplaats van ideeën en experimenten, gesitueerd tussen enkele wijken. Het initiatief kenmerkt zich door een maatschappelijk ondernemend karakter.” (pag 1, samenvatting)
Burgerparticipatie uit het boekje: “Door het initiatief Tuinindestad is toegevoegde waarde gecreëerd voor een divers samengestelde groep burgers (van kinderen tot volwassenen). Daarmee is het prototypisch voor het beleid dat de gemeente voorstaat om dit soort initiatieven te ondersteunen.” (pag 3, inleiding).
Mooie woorden, die ook herkenning vinden in het collegebesluit, maar herkenning is niet per definitie erkenning. Het college meent dat de activiteiten van Tuinindestad ook elders kunnen worden voortgezet en dat er in of om de binnenstad geen ruimte is om die 20 woningen te bouwen. Daarbij: zo hadden we het toch ook afgesproken, van meet af aan?
Twee gescheiden waarden
Natuurlijk kunnen wij onze activiteiten ook elders opnieuw oppikken, maar is dat geen miskenning van de geleverde inspanning; de potentie die er ligt? Een kans gemist om (samen) een verdienmodel te ontwikkelen, waarin die maatschappelijke waarde in begrotingseuro’s kan worden vertaald. Ideeën genoeg , maar niet direct een businessplan, waarmee je bij de bank aan kan kloppen. Is het geen taak van een ‘faciliterende overheid’ om werkwijzen te ontwikkelen, waarin al dat bejubelde burgerinitiatief tot wasdom kan komen? Of blijft het bij afwachten wat burgers zoal zelf (en gratis) doen, op die plekken en die tijd, die de gemeente daarvoor aanwijst? Samenmakenwestad, juicht Groningen bij herhaling; maar liefst wel in gescheiden trajecten ? Stadmakers zijn welkom als tijdelijke invullers voor lege gebouwen en braakliggende grond in de stad. De crisis is voorbij, we bouwen weer en die inkomsten zijn broodnodig. De schouwburg wordt er immers ook mee betaald, horen we dan.
Maar tijdelijkheid hoeft geen pauzenummer te zijn, zoals Frans Soeterbroek stelt in zijn blog ‘de stad als bouwmarkt’, een stad kan je samen ontwikkelen als we de traditionele tafelschikking weten te doorbreken. Bouwen we buurten of wijken, zegt Paul J. de Bruijn in Arnhem. Een buurt is immers een sociaal samenhangende geheel, een wijk, bij aanvang niet meer dan een verzameling huizen en straten. Dan zal het sociale domein meer impact moeten krijgen in het fysieke domein, waar de mores van de tekentafel en rekenmachine alweer lijkt opgepikt, ben ik bang. Hoe komen stadmakers, ontwikkelaars, bouwers, geldschieters, beleidsambtenaren en politici bij elkaar aan een tafel? Het is verdomd hard kloppen en blijven kloppen…
In het concrete voorbeeld zit de kans voor verandering; dat is mijn idee. Veranderen doe je niet met beleidsnota’s. Begin onderop, bij een plek, de mensen die daar bezig zijn en omheen wonen; en bedenk van daaruit volgende stappen. Reden waarom we de discussie rond Tuinindestad blijven voeren tot en met de gemeenteraad van 16 december.
Voor het rapport en de actuele stand van zaken kijk op: www.detuinindestad.nl
En dan heb ik het nog helemaal niet gehad over de preoccupatie met succes; de competitieve stad, die bijvoorbeeld ook via een programma als AgendaStad binnen blijft waaien (Waarom wordt het manifest ‘How to build a fairer city’ van Ewald Engelen nergens opgepikt?) en de onmacht van onze bestuurders om structurele oplossingen tegen de tweedeling te bedenken. Veranderen gaat niet binnen wetten en regels; je moet wel je hoofd durven stoten, een beetje pijn aankunnen in plaats van de zaken glad willen wegregelen. Is politiek met zijn altijd wisselende belangen, daarvoor wel een geschikte weg. Gaat een politiek gesprek überhaupt nog over inhoud? Heeft een gesprek nog zin?
Hierover doorpraten? Dat kan op CitizenLab!